Schenking van verlofdagen leidt niet tot neoliberale maatschappij

Elke begrotingscontrole worden er maatregelen gelanceerd die bij het commentariaat enkel gezaag en geklaag opleveren. Deze controle was niet anders. Er werd niet genoeg gedaan naar aanleiding van de Panama Papers, men sneed in de pensioenen, men bespaart bij de ambtenaren, afschaffing van de 38-utrenweek,... Een voorstel van de regering viel uit de toon: de mogelijkheid om aan collega's verlofdagen te geven. De tegenkanting ervan is onbegrijpelijk. Het zegt veel over het maatschappijmodel die de opiniemakers aanhangen. Het is in ieder geval niet de mijne.

Bedeldagen

Even kaderen wat de fuzz over gaat. Het is CD&V die de eer opstrijkt voor het voorstel. Dit voorstel kadert in hun "werkbaar en wendbaar werken".  Het is vanaf nu mogelijk om eigen verlofdagen te schenken aan collega's met een zwaar ziek kind of ouder.

CD&V haalt naar eigen zeggen de inspiratie uit Frankrijk. Daar bestaat de wet Mathys, verwijzend naar Mathys een kind die aan kanker leed. Christopher Germain, de vader van Mathys, gebruikte alle mogelijke stelsels om zijn zoon te helpen. Uiteindelijk waren alle opties uitgeput en werd Christopher door de sociale zekerheid verplicht aan het werk gezet. Hij lanceerde dan de oproep aan zijn collega's (met goedkeuring van het bedrijf) om verlofdagen te schenken. 170 dagen werden er bijeen verzameld en Christopher Germaine kon bij zijn zoon blijven tot het einde. Na de dood ijverde hij en zijn vrouw om dit te legaliseren en aldus geschiedde het.

Even blinddoek op. Ik weet niet dat dit van de regering, CD&V of Kris Peeters komt. Puur uit gezond verstand en mijn menselijkheid steun ik dit voorstel 100%. Meer zelfs, ik had verwacht dat dit evengoed uit de possibilistische koker van Kristof Calvo komt. Links is traditioneel de voorstander van solidariteit, toch? Nee, Calvo schoot dit voorstel af. Bedeldagen noemde hij dit.

Ook Joël De Ceulaer van De Morgen kon niets goeds zeggen over dit voorstel. Pathetisch stelt hij dat dit voorstel een stap terug is in de beschaving. "Straks schaffen ze de brandweer af", stelde hij met een drogreden van jewelste (drogreden van het hellend vlak voor de geïnteresseerden). De Ceulaer sloeg de bal compleet mis door te stellen dat de overheid niet moet interveniëren in spontane solidariteit. Volgens hem faalt de overheid hier. Meer zelfs, hij ziet hier de boze krachten van Open VLD en N-VA aan het werk die de overheid willen afslanken. "Hoe meer de burger het heft in eigen handen neemt, hoe minder de overheid moet doen" aldus het intentieproces van De Ceulaer.

Wouter Beke (voorzitter van CD&V) veegde de vloer aan met Joel De Ceulaer. "Is het verkeerd solidariteit mogelijk te maken?" stelde hij de retorische vraag. Calvo en De Ceulaer stonden waarschijnlijk met het schaamrood op de wangen. Natuurlijk is Beke correct dat het geen of-of maar een en-en verhaal is. Spontane solidariteit tussen burgers mag structurele solidariteit via de overheid niet vervangen noch vice versa. De overheid speelt hier een faciliterende rol door legale barrières die spontane solidariteit beknotten, weg te werken. En ik kon niet beter De Ceulaer op zijn plaats zetten dan Beke:
"Om de analogie met de brandweer even door te trekken: christendemocraten zullen nooit toestaan dat mensen zelf een brand moeten blussen, dat is een taak voor de brandweer. Maar we zullen ook nooit toelaten dat enkel de brandweer een brandkraan kan openen, zodat de buur die wil helpen niets kan doen."
Boem. Schaakmat.

Gemeinschaft vs. Gesellschaft

De opinie van Joël De Ceulaer geeft wel voordeel van de duidelijkheid. Het is een linkse visie van de maatschappij: de overheid als scheidsrechter die neutraal en rechtvaardig op rationele gronden (= utilitaristisch nutsdenken) solidariteit organiseert. De Ceulaer stelt zelf dat dit een eerder kille visie van solidariteit en maatschappij is.

Democratie is de botsing van ideeën, dit lijkt mij de uitgelezen kans om de linkse visie van de maatschappij in vraag te stellen. Allereerst moet ik mij de vraag stellen: welke visies bestaan er? Wat volgt is een uiteenzetting van de verschillende ideologische posities. Voor lezers die hierin geïnteresseerd zijn, raad ik aan om verder lezen. Voor ongeduldige lezers raad ik aan deze over te slaan en naar de sectie "conclusie" te springen.

De Duitse socioloog Ferdinand Tönnies bedacht in 1887 de eerste onderverdeling. Hij onderscheidde twee maatschappijvormen: de Gemeinschaft (gemeenschap) en de Gesellschaft (vennootschap). Het is eveneens de splitsing tussen de communitaristische maatschappijvisie gedragen door christendemocraten en conservatieven en de individualistische maatschappijvisie gedragen door liberalen.

De Gemeinschaft is een maatschappijvorm gebaseerd op gevoelens van sterke genegenheid, loyaliteit, gemeenschappelijkheid, conformiteit en samenhorigheid tussen burgers. Burgers interageren op een spontane en directe wijze met elkaar. Er is sprake van een Wesenwille, er is een vanuit het wezen wil om met anderen te verbinden als groep. Dit is gebaseerd op gemeenschappelijke normen en waarden, afkomstig uit tradities en gewoonten. Gemeenschapsaanhangers vertrekken vanuit het het Burkiaans organicistisch denken dat burgers onderdeel zijn van een superorganisme wiens organen/burgers samenwerken om de som van de individuen te overstijgen (holisme) en dat graduele groei van dit superorganisme tot maatschappelijke welvaart leidt. De maatschappij is niet maakbaar en is gebaseerd op informele regels. Solidariteit is volgens Durkheim mechanistisch (zie vorige blog).

De Gesellschaft is een maatschappijvorm gebaseerd op onpersoonlijke, rationele, vrijwillige en contractuele binding tussen burgers. Burgers interageren op een structurele en indirecte wijze met elkaar via de vrije markt (afhankelijk van de positie die men kan nemen want kopen van de bekende lokale bakker of slager is direct, maar diens producten zijn wel afkomstig van een boer of fabrikant dus indirect). Er is sprake van een Kürwille, een beredeneerde keuze om met mensen samen te werken om hetzelfde doel te bereiken. Vennootschapsaanhangers vertrekken vanuit het Smithiaans economistisch denken dat burgers individueel, vrij en autonoom hun eigen doelen dienen te streven & elkaar beconcurreren en dat de onzichtbare hand vanzelf naar maatschappijwinst leidt. De maatschappij kan geconstrueerd worden op basis van formele regels. Solidariteit is volgens Durkheim organisch (zie vorige blog). [PS spijtige woordkeuze omdat organische solidariteit meer bij gemeenschap past en mechanische solidariteit bij vennootschap.]

Tönnies was op dat moment van overtuigd dat de moderne maatschappij naar een Gesellschaft zou evolueren. Hij heeft ten dele gelijk: onze huidige maatschappij is ten dele een Gesellschaft met veel vrijheid en marktdenken. De Gemeinschaft is sterk gereduceerd maar kent door de radicalisering een revival. Er is een nieuwe schwung om te herontdekken wat ons verbindt als maatschappij.

Wat Tönnies niet kon weten dat er ook een derde maatschappijvorm kon komen, geïnitieerd door zijn collega-socioloog, econoom en ideoloog Karl Marx.

Brüderschaft

Wat volgt is mijn eigen werk, voortbouwend op wat ik weet van socialisme. Om in de dezelfde trant van *-schaft te blijven, heb ik gekozen om het collectivistisch maatschappijmodel van de socialisten Brüderschaft (broederschap) te noemen. Dit is niet enkel voor cosmetische redenen maar ook op ideologische gronden. Broederschap is één van de drie componenten van de Franse Revolutie en is het sterkst in het socialisme.

De Brüderschaft is een collectivistische maatschappijvorm gebaseerd op universele, kosmopolitische, humanitaire en emotionele bindingen tussen burgers. Burgers interageren met elkaar op een onpersoonlijke, gedwongen, structurele en indirecte wijze via de overheid als neutrale en rechtvaardige scheidsrechter onder de vorm van belastingen. Er is hier sprake van een Volkswille (ref. Jean-Jacques Rousseau concept van volkswil of algemene wil), een door de staat vertaalde wil van het volk om deze te besturen en te organiseren. Dit leidt tot paternalisme en social engineering, de staat heeft het mandaat om de maatschappij te sturen in die wijze dat deze voor iedereen welvaart en geluk creëert. Broederschapsaanhangers vertrekken vanuit het marxistisch denken dat verschillen in kapitaal leidt tot verschillen in macht en dat die verschillen een gelijke en rechtvaardige maatschappij in de weg staan. Een egalitaire politiek wordt gevoerd die d.m.v. herverdeling en progressieve ("rechtvaardige") belastingen asymmetrieën in macht en kapitaal tussen burgers moeten wegwerken. Het bedoelde eindresultaat is bij een Brüderschaft gelijkheid tussen burgers en in extremis situeert zich in dezelfde klederdracht, kapsels,.. gelijkaardig zoals in een katholieke broederschap. Solidariteit vertrekt vanuit een liefdadigheidspositie; diegene die veel hebben moeten doneren aan diegene die weinig hebben, niet meer en niet minder.

De Brüderschaft is het tegengestelde van de Gemeinschaft en de Gesellschaft . Zij zien de maatschappij eerder collectivistisch zoals de gemeenschapsaanhangers gebaseerd op samenhorigheid maar gaan veel verder door elke vorm van individueel verschil af te wijzen als ondermijning van de broederschap. Zij verafschuwen de Gesellschaft met zijn asociale concurrentiestrijd (in hun jargon, klassenstrijd). Het verschil met conservatieven (en gelijkenissen met liberalen) is dat deze samenleving maakbaar is. Zij zien ook een grote rol weggelegd voor de staat: die moet samenhang promoten, solidariteit organiseren en de economie regelen. In essentie is dit gedwongen omdat de staat de burger dwingt solidair te zijn via belastingen en herverdelingen. Liberalen vinden dan weer dat dit te vergaand is want dit werkt marktverstorend.

Verzorgingsstaat

Ik kan nu de nuchtere vaststelling maken: het is de Brüderschaft die de doorslaggevende factor is in de huidige maatschappij.

Het eerste bewijs wordt geleverd door de verzorgingsstaat. Het woord verklapt het al: het is niet verzorgingsgemeenschap of verzorgingsmarkt maar verzorgingsstaat. In een verzorgingsstaat wordt de solidariteit en zorg georganiseerd door de staat. Volgens Joël De Ceulaer wordt er stevig ingehakt op links naar aanleiding van de polemiek rond "Wij van links" van Herman Brusselmans. Wim Vermeersch gaf een pertinente repliek:
"De linkse consensus op sociaal-economisch vlak ligt dus helemaal niet onder vuur. Linkse waarden blijken diep verankerd in onze samenleving. Bart De Wever klopte zich in 2014 verkeerdelijk op de borst dat "alle partijen, behalve PVDA+ en Groen, in het N-VA-model zitten, ook sp.a". Eigenlijk is het omgekeerde waar: zowat alle partijen hebben de basispremisse van links - de noodzaak van een stevige welvaartsstaat - overgenomen, aanvaard en omarmd, zij het met een andere ideologische invulling."
Hij is helemaal correct. Het was in de jaren 90 dat Deense socioloog Gøsta Esping-Andersen drie subtypes vond in westerse verzorgingsstaten (van links naar rechts):
  1. Sociaaldemocratisch: een universele en toegankelijke verzorgingsstaat voor iedereen, met lage sociale stratificatie (dus veel herverdeling en inkomensonafhankelijk), genereuze uitkeringen, veel sociale rechten en een hoge graad van decommodificatie (onttrekking van de markt- en familiewerking), betaald door hoge belastingen en verplichte bijdragen. Scandinavische landen en Frankrijk hebben zulke verzorgingsstaten.
  2. Christendemocratisch/conservatief: een gemixt universele en particuliere verzorgingsstaat (enkel voor staatsburgers) met een Bismarckiaans verzekeringsmodel waarbij men verplicht bijdraagt om recht te hebben tot toegang. Er is een medium decommodificatie (dus al wel privé-initiatieven maar vaak vanuit corporatistische gedachte bv. vakbond en ziekenfonds) en een medium sociale stratificatie (minder herverdeling en meer inkomensafhankelijkheid). De verzorgingsstaat is gebaseerd op het subsidiariteitsprincipe. Beneluxlanden en Duitsland hebben zo'n verzorgingsstaten.
  3. Liberaal: een particuliere verzorgingsstaat waarbij men betaalt voor toegang. Er is enkel maar een minimale welvaartsstaat met weinig overheidsfinanciering, weinig belastingen, lage uitkeringen en weinig sociale rechten. Verdere aanspraken worden aanzien als goed, liggen in privéhanden en zijn onderhevig aan marktwerking. Bijdragen en toegang zijn optioneel. Angelsaksische landen hebben zo'n verzorgingsstaat.
Het is hier duidelijk dat ongeacht de ideologie, elk heeft de logica van de Brüderschaft omarmd nl. solidariteit wordt georganiseerd en gedwongen door de staat. Is dit noodzakelijk een slechte zaak? Natuurlijk niet maar dit moet ons doen nadenken als men klaagt over de "neoliberalisering" van de maatschappij. En gaat dit gepaard met de afbraak van de verzorgingsstaat? Is de schenking van verlofdagen een indicatie hiervan?

Dit vraagt voor een nog verdere daling in de ideologie achter solidariteit, maatschappij en verzorgingsstaat.

Republicanisme

Joël De Ceulaer quote de belangrijke filosoof Alexis De Tocqueville en stelt kort door de bocht dat N-VA voor een Amerikaans model gaat. Hier moet toch wel duidelijk maakt welk Amerika De Ceulaer noemt: het Amerika van nu of van De Tocqueville?
"In een van zijn boeken geeft De Tocqueville het voorbeeld van de boom die op de weg valt. In Frankrijk, schrijft hij, zouden mensen het liefste wachten tot de overheid die boom komt opruimen. In Amerika steken mensen de handen uit de mouwen en ruimen ze die boom zelf op."
Die handen-uit-de-mouwen aanpak van Amerika is origineel republikeins. Republicanisme (zoals besproken hier) is een vrijheidslievende ideologie die veel gelijkenissen vertoont met liberalisme en conservatisme maar niet echt is. Het is pas sinds recent (Reagan) dat bij nota bene de Republikeinse partij het republicanisme in de verdrukking is geraakt en vervangen is door ons Europees liberalisme of het radicale libertarisme.

In mijn blog over republicanisme besprak ik de dilemma's die er ontstaan als men gelooft in vrijheid als non-dominantie en tegelijkertijd het dienen van het gemeenschapsbelang. Progressieven zoals Joël De Ceulaer hebben zonder te weten één aspect van het republicanisme omarmd:
"Omdat ieder individu er een beroep op kan doen [de solidariteit van de welvaartsstaat], ook de mensen die om welke reden dan ook niet kunnen rekenen op de hulp van verwanten, collega's, buren of vrienden. Ziedaar de collectieve sprong voorwaarts die wij hebben gezet: wij zijn erin geslaagd om een systeem te bouwen dat solidair is met iederéén."
Interessant aan dit gezichtspunt is dat de sociaaldemocratische verzorgingsstaat diegene is die paradoxaal het meeste streeft naar republikeinse vrijheid als non-dominantie. Sociaaldemocratische verzorgingsstaten bevrijden het individu, zo luidt de redenering, van afhankelijkheid. In een sociaaldemocratische verzorgingsstaat moet men niet veel geld hebben om kwalitatieve gezondheidszorg of sociale voordelen te krijgen. In een sociaaldemocratische verzorgingsstaat hoeft men niet terug te vallen op familie of vrienden of liefdadigheid zodat eenzamen en verstotenen niet uitgesloten worden. In een sociaaldemocratische verzorgingsstaat zijn de uitkeringen en bijslagen een blanco cheque waarmee je kan doen wat je ermee wilt, zonder sanctionering wegens oneigenlijk gebruik.

Maar waarom zijn republikeinen dan niet voor big government? Dit is natuurlijk omdat deze vrijheid een valse vrijheid is want men ruilt de ene afhankelijkheid (gemeenschap) in voor een ander (staat). Het is net deze valse vrijheid dat De Tocqueville voor waarschuwde want dit leidt volgens hem tot despotisme: de Brüderschaft en de sociaaldemocratische verzorgingsstaat leidt tot paternalisme en pampering. Het maakt mensen van elkaar vervreemd, afhankelijk van de overheid, gewillig en zwak. Door te veel de banden van de gemeenschap te doorknippen, gaan mensen vaker naar de overheid kijken om hen gelukkig te maken in plaats van naar elkaar. Het paternalistisch model van de broederschapaanhangers beantwoordt aan die noden en verstikt de burgers onder een warm zorgdeken. De burgers worden zombies en de staat krijgt een nog grotere greep op de gemeenschap.

Overdrijf ik? Niet echt. De broederschapsaanhangers hebben de wetgeving van de rechtstaat (de vrijheden die de macht van de staat beperken) overgedragen naar de burgers. De staat dient neutraal te zijn en mag niet discrimineren maar sinds een aantal jaren wordt dit ook verwacht van burgers. Discriminatie is namelijk een domper op het broederlijkheidsideaal en zorgt voor veel leed. Daarom moest de staat ingrijpen in de sociale vrijheden en de interactie tussen burgers onderling gaan reguleren. Liberalen die hun ideologie niet kennen zijn mee gestapt in dit verhaal en hebben de steeds striktere antidiscriminatiewetgeving klakkeloos aanvaardt. Dat echt racistische daden niet door de beugel kunnen maar de antiracisten zijn nu totaal uit de bocht aan het gaan. De heisa rond de uitspraak van Jambon ("significant deel van de moslimgemeenschap danste na de aanslagen") en de daaropvolgende bezweringsformules (niet polariseren, niet stigmatiseren, verenigen niet verdelen) zijn krampachtige pogingen om kunstmatig de één en ondeelbare Brüderschaft te realiseren. Een gemeenschap bestaat bij de gratie dat deze zowel individualistische en collectivistische elementen bevat en de balans hier ook zoekt. Het bestrijden van racisme mag niet leiden tot een Stasi-achtige verklikcultuur (kliklijnen), inspecteurs achter elke hoek (mystery calls) of gratuite beschuldigingen en lastercampagnes. Hard racisme ondermijnt de gemeenschap maar onderling wantrouwen nog meer.

Het heeft iets ironisch. Verlies aan menselijk contact leidt tot atomisme, individualisme en het juist door links verfoeide "neoliberalisme" (ik spreek zoals marxistische filosoof Slavoj Zizek liever over "cultureel kapitalisme"). De markt is een ervaringsprovider geworden juist omdat de staat de gemeenschap heeft vernietigd. De ervaringen die de staat niet kan vervullen, vervult de markt. Reclamebeelden van bv. Coca-Cola benadrukken dat wie Coca-Cola drinkt onvergetelijke momenten beleefd met vrienden, familie of uw geliefde. Geluk wordt steeds meer iets dat men koopt. Betaalde seks en roesmiddelengebruik pieken. De liefde wordt geromantiseerd door tv. Er waren nog nooit zoveel stukgelopen relaties en gezinsdrama's. Terugdringen van het invasieve marktdenken kan enkel gepaard gaan met het terugdringen van de invasieve staat.

Reciprocerend altruïsme

Wat opvallend is aan het betoog van De Ceulaer is dat hij beseft dat de gedwongen verzorgingsstaat van de broederschap tegen de menselijke natuur ingaat. En doch noemt hij deze superieur aan de liefdadigheidsgemeenschap:
"Solidariteit met verwanten en groepsgenoten zit evolutionair diep in ons verankerd. Ook andere diersoorten kennen empathie en hulpvaardigheid. Alleen is de menselijke soort erin geslaagd om daar een laag bovenop te leggen: die van de kille, onpersoonlijke, rationele solidariteit. (...)
De solidariteit van de welvaartsstaat voelen we niet echt. Al die zieken en werklozen en mensen met brandende huizen waar ons belastinggeld naartoe gaat, die kennen we niet persoonlijk. Dat maakt het systeem zo kwetsbaar voor kritiek, maar ook zo superieur."
Ik kan het samenvatten: de verzorgingsstaat vloekt met onze evolutionaire behoeften, wordt daarvoor bekritiseerd maar is toch superieur? Die visie is fout.

In een eerdere blog bekritiseerde ik een professor die ook dacht dat je solidariteit kon opleggen of kneden. Ik betoogde dat welke vorm van solidariteit dan ook (spontaan of georganiseerd) moet voldoen aan de voorwaarden van het reciprocerend (of wederkerig in algemeen Nederlands) altruïsme. Deze voorwaarden zijn plain and simple:
  1. Wederkerigheid: het gebaar betaalt zich later terug.
  2. Kosten: de kost in het heden mag niet groter zijn dan de baten in de toekomst.
  3. Bedrog: profiteurs moeten ontmaskerd & gestraft worden.
  4. Interactie: de mate van interactie tussen gever en ontvanger bepaalt hoe altruïstisch men is.
Het is dus fout van De Ceulaer dat je solidariteit kan splitsen in een irrationele en een rationele laag. Solidariteit is per definitie irrationeel, een gunst zelfs. Zolang mensen het gevoel hebben dat aan bovenstaande vier voorwaarden voldaan zijn, blijven ze solidair. Indien niet, dan zwelt de kritiek aan en ondermijnt het systeem zichzelf. De menselijke natuur kan niet straffeloos ontkent, genegeerd of geforceerd worden.

Recent was er de Panama Papers. Het geluid van het commentariaat klonk unisono: verwerpelijk, misdadig, onrechtvaardig. Ongetwijfeld zitten bij deze constructies criminelen bij die belastingen probeerden te ontduiken of geld wit te wassen. Bij de belastingontwijkers zitten er hoogst waarschijnlijk egoïsten die zonder schroom geen cent aan de staatskas willen geven. Opvallend genoeg zaten er ook gewone mensen bij: dokters, advocaten, zelfs een marktkramer. Wat drijft deze mensen in godsnaam naar Panama?

Vanuit het oogpunt van reciprocerend altruïsme kunnen deze mensen verklaard worden. België staat met 54% overheidsbeslag aan de top van "belastingparadijzen" (en hiermee bedoel ik paradijzen voor belastingen). De teruggave van de overheid is evenwel belabberd, op de OESO lijst bengelt België onderaan. In België zijn het vooral veelverdieners die zwaar belast worden; men zit makkelijk in de hoogste belastingschaal. De socialisten noemen dit eufemistisch "progressief belast". Bij elke besparingsronde staan de "rijken" bovenaan het lijstje van geliefkoosde slachtoffers, via vermogensbelastingen en fiscale fraude. Als stank voor dank spugen de linkse partijen hen in het gezicht, verklaren hen de vijand en organiseren een heksenjacht. Tegelijkertijd is er weerstand vanuit deze linkse partijen voor sociale hervormingen zoals bv. werkloosheidsuitkeringen beperken in de tijd.

Het is niet verwonderlijk dat veelverdieners dan vinden dat hun bovengemiddelde bijdrage niet wederkerig is, niet geapprecieerd wordt en verspild wordt aan het cliëntelisme van politieke partijen. Dan verliest de sociale zekerheid al zijn draagvlak en hoor je dingen zoals "belastingen zijn gelegaliseerde diefstal en geweld". De Panama-ontwijker is zo geboren.

De enige duurzame manier om zaken als Panama Papers te vermijden voor die mensen is een billijk belastingbeleid dat rekening houdt met onze menselijke natuur. Af en toe eens merci zeggen tegen die mensen maakt niemand een donkerblauwe liberaal. De waarde van belastingen appreciëren en overheidsfinanciën beheren als een goede huisvader is geen overbodige luxe. Sociale fraude dient even hard aangepakt te worden als fiscale fraude zodat zowel profiteurs als egoïsten gelijkwaardig gestraft worden.

Piramide van Maslow

En doch mag dit niet gezien worden als een pleidooi om de verzorgingsstaat af te breken. Reciprocerend altruïsme is één kant van de natuurlijke medaille. Het vervullen van basisbehoeften is een ander.

Als het over behoeften gaat, kan je niet anders dan bij de piramide van Maslow terechtkomen. Alhoewel dit concept bekritiseerd wordt, er is geen twijfel dat een persoon of maatschappij niet kan functioneren zonder dat de eerste twee basisbehoeften vervuld zijn geraakt: lichamelijke behoeften en behoefte aan zekerheid en veiligheid. Dit zijn behoeften die ervoor zorgen dat mensen kunnen bestaan (aldus de geavanceerde ERG-theorie). Een maatschappij zonder veiligheid en zekerheid stort zichzelf in "het recht van de sterkste" anarchisme en chaos.

De verzorgingsstaat is exact opgebouwd om beschaving mogelijk te maken, daarom heet het bij ons "sociale zekerheid" of in het Engels "social security". Werkloosheid, ziekte of pensioen mogen mensen niet in de onzekerheid gooien, wij hebben de plicht voor iedereen een systeem te voorzien waarop men kan terugvallen. Evenzeer eist dit zekerheid van de belastingbetaler om dit ten allen tijde te financieren, indien nodig wordt er gebruik gemaakt van juridische repressie tegen fraude. Het is ook dit dat een republikein zou moeten naar doen streven als vorm van non-dominantie.

Wat interessant is aan het Maslow-perspectief, welke behoeften dient de staat te vervullen? Enkel de eerste twee zou leiden tot een libertaire "limited government". Hogere behoeften kunnen ook door de staat voorzien worden: cultuur als vorm van sociaal contact, onderwijs en musea voor zelfontwikkeling,... Maar dient de staat bijvoorbeeld de lichamelijke behoefte van seks te vervullen door middel van openbare bordelen? Hier kan men de limieten voelen van het hiërarchisch concept.

Staten dienen zelf te kiezen welke behoeften ze dienen te voorzien en welke ze overlaten aan burgers, of welke behoeften ze enkel faciliteren. Sociale zekerheid is een essentiële behoefte die moet voorzien worden. Het is in een maatschappij waar er zekerheid is dat men kan focussen op hogere behoeftes: sociaal contact, liefde, waardering, status, ontwikkeling, zelfontplooiing, transcendentie, kortom het stichten van een gemeenschap. In een gemeenschap kan men bovenop de georganiseerde solidariteit evengoed aan spontane solidariteit doen bv. door het schenken van verlofdagen.

Conclusie: een Hegeliaanse synthese

Met deze positieve noot zou ik de cirkel rond willen maken en een Hegeliaanse synthese van these en antithese willen maken.

Ik begon mijn analyse met de typologie van Tönnies van de verschillende maatschappijen. Buiten de klassieke Gemeinschaft/gemeenschap en Gesellschaft/vennootschap bedacht ik door deductie een derde: de Brüderschaft/broederschap. De eerste twee kenmerkten zich vooral door een vrijwillige interacties, de laatste door staatsgeleide interacties. Het is nu de Brüderschaft die heeft getriomfeerd met als apotheose de zeer vrijgevige verzorgingsstaat. Elke ideologie heeft de Brüderschaft omarmd.

De VS met zijn republikeinse traditie is de staat met het minste Brüderschaft. Republikeinen wisten net als De Tocqueville dat een te zorgende staat de burger in slaap wiegt en ironisch genoeg, overlevert aan de markt die een ervaringsprovider wordt. De Brüderschaft is dus geen goed model en de kritiek erop zwelt aan. Deze kritiek kan terug getraceerd worden tot onze universele menselijke natuur en wat evolutiebiologen het "reciprocerend altruïsme" noemen. Een verzorgingsstaat die de voorwaarden van het reciprocerend altruïsme niet vervult, vernietigt zichzelf.

Tegelijkertijd weten we dankzij de piramide van Maslow dat sociale zekerheid een behoefte is die vervult moet worden voor ieder om tot volle ontplooiing te kunnen komen.

We hebben dus de these van de Brüderschaft, hét maatschappijmodel van de westerse wereld en de beste manier om de basisbehoefte van sociale zekerheid te vervullen, en de antithese, kritiek geleverd door republikeinen en door mezelf op basis van de menselijke natuur. We zitten dus in een patstelling.

Dit is maar schijn. Ja, de Brüderschaft is de beste manier om de sociale zekerheid behoefte te vervullen. Ja, een doorgeschoten Brüderschaft volgens puur socialistisch model rijdt zichzelf in de vernieling. Nee, dit is geen reden om de Brüderschaft af te breken. Nee, er moet een beetje Gemeinschaft in de Brüderschaft komen (of vice versa): er moet meer ruimte zijn voor de aanvaarding van de menselijke natuur, het organicisme van Burke en de republikeinse neiging tot non-dominantie van de staat. Het christendemocratisch-conservatief model in België is de beste van twee werelden.

Na 25 jaar dominantie van socialistisch bestuur door PS en sp.a is de sociale zekerheid ver afgedreven van dit christendemocratisch-conservatief model. Dit betekent dat er correcties dienen te gebeuren om deze te behouden. Het moet meer geslotener, meer exclusiever, minder universeel worden. Een gemeenschap afbreken is makkelijker dan deze heropbouwen. Verlofdagen schenken is een kleine stap in die richting. Doemdenkers zoals De Ceulaer beseffen half niet hoe positief dit is. Willen ze trouwens de maatschappij behoeden van het "neoliberalisme", dan moeten ze hervormers met beide armen omarmen.

Reacties